Wat mag je houden van je inkomsten?
Veel ervaringsdeskundigen met een uitkering hebben vragen over vergoedingen. Logisch. Voor iedere regeling gelden andere regels. Er zijn nogal wat onzekerheden, en advies krijgen over het onderwerp is vaak lastig.Ook ‘deskundigen’ weten het vaak niet.
Je vindt op deze pagina een leidraad die je kan helpen als je informatie zoekt. De tekst is alleen bedoeld als advies. Je kunt er geen rechten aan ontlenen. De bedragen van de vrijgestelde vrijwilligersvergoeding kunnen veranderen. Controleer daarom altijd de juiste bedragen en regels bij de belastingdienst zelf.
Door: Jiska Ogier
Direct naar de regels bij jouw situatie
Opmerking van onze redacteur Patrick:
“Deze tekst is zo droog als een biscuitje”
Vrijwilligersvergoeding
Het is in Nederland mogelijk een vrijwilligersvergoeding te ontvangen. Deze vergoeding is belastingvrij. In de meeste gevallen heeft een vergoeding die onder deze grens valt dan ook geen gevolgen voor een eventuele uitkering. Hierop zijn wel een aantal uitzonderingen. Vraag aan je uitkerende instantie of een vrijwilligersvergoeding invloed heeft op het bedrag dat je ontvangt.
De hoofdregel voor de belastingvrije vergoeding is dat een vrijwilligersvergoeding maximaal €210 per maand en maximaal €2.100 per jaar mag bedragen. Wanneer er geregistreerd wordt hoeveel uur je besteed aan een opdracht, geldt als vuistregel dat het uurloon niet meer dan €5,50 per uur mag bedragen.
Wanneer je €210 per maand krijgt mag dit niet alle twaalf maanden van het jaar gebeuren. Is de vergoeding lager dan €210 per maand dan mag over het gehele jaar niet meer dan €2.100 verkregen zijn. Zodra je boven het maximumbedrag uitkomt, moet je belasting betalen over het héle bedrag dat je ontvangen hebt als vrijwilligersvergoeding en niet alleen het deel boven de €2.100 per jaar. Lees het bij de belastingdienst
Soorten vergoedingen
Er is een verschil is tussen een vrijwilligersvergoeding en een onkostenvergoeding. Een onkostenvergoeding kan bijvoorbeeld gaan over werkelijk gemaakte kosten voor materiaal of bijvoorbeeld reiskosten die je maakt. Lees het bij de belastingdienst
Klinkt overzichtelijk, zou je denken, maar de ervaring leert dat deze twee vergoedingen soms lastig te scheiden zijn. Daarom wordt dit door de belastingdienst soms gezien als één volledige vergoeding, waarmee je de vrijstelling overschrijdt en boven de 2.100 euro per jaar uitkomt.
De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is van mening dat reis- en onkostenvergoedingen (met bonnetjes) los moeten worden gezien van de vrijwilligersvergoeding. De LCR pleit daarom voor een ruimere uitleg van de vrijstelling. Op de website van de belastingdienst staan de vergoedingen nu apart vermeld. Krijg je toch een terugvordering, kun je op die openbare informatie wijzen. Wil je er zeker van zijn dat je geen gedoe krijgt, dan is het verstandig om onder de €2.100 per jaar te blijven.
Uitzonderingen
Ben je jonger dan 27 jaar, dan kan een vergoeding wél gevolgen hebben voor je uitkering. Dit is afhankelijk van het soort vergoeding en uitkering, vraag dit na bij je uitkeringsinstantie.
Er geldt een verschillend uurloon voor vrijwilligers onder of boven de 21 jaar. Dat is ook iets om rekening mee te houden. Werk je met een uurloon, dan mag dit voor iemand onder de 21 niet hoger zijn dan €3,25 per uur. Voor iemand boven de 21 is het maximale uurloon voor vrijwilligerswerk €5,50 per uur.
Krijg je van een vrijwilligersklus aan het einde van het project of aan het eind van het jaar het hele bedrag uitgekeerd, dan mag het maximum van €210 per maand slechts één keer overschreden worden. Wanneer die meerdere maanden achter elkaar gebeurt, krijg je problemen met de belastingdienst. Zie hiervoor voorbeeld 3 van de vergoeding per uur op de website van de belastingdienst.
Wajong en vergoedingen
Voor mensen die in de Wajong-regeling vallen gelden andere regels. Eerst even wat uitleg over de Wajong.
De Wajong-uitkering is bedoeld voor mensen die voor hun 18e verjaardag een handicap of chronische ziekte hebben gekregen die hen hindert in hun mogelijkheden om te werken. Sinds 2015 komen alleen mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn in aanmerking voor een Wajong-uitkering. Wie daarvoor al een Wajong had is wel in deze regeling gebleven.
Door de verschillende soorten Wajong-regelingen door de jaren heen was er veel onduidelijkheid. Daarom heeft de overheid vanaf 1 januari 2021 de Wajong geharmoniseerd. De regels voor alle Wajong-gerechtigden zijn gelijkgetrokken. Daardoor zijn er nu twee groepen Wajongers;
Mensen die volledig en duurzaam afgekeurd zijn ontvangen een uitkering ter hoogte van 75% van het minimumLoon. Let op
Mensen die deels afgekeurd zijn, in de Wajong-regelingen van vóór 2015, ontvangen een uitkering van 70% van het minimumloon.
Wanneer je een Wajong-uitkering ontvangt heb je ook recht op ondersteuning bij je werkzaamheden, of dit nu werk in loondienst is of als ondernemer. Daarnaast is het tegenwoordig mogelijk om een voorziening te krijgen ter ondersteuning naar werk als je volledig en duurzaam arbeidsongeschikt bent. Op dit moment is dat nog een tijdelijke regeling, maar die wordt later mogelijk vervangen door een permanente regeling.
Verrekening voor Wajongers
Wie werkt met een Wajong-uitkering krijgt te maken met verrekening. Dit geldt zowel voor werk in loondienst, als voor freelancers (zonder bedrijf) als zzp’ers. Verrekening vindt plaats omdat de uitkering een vervanging is voor het inkomen dat iemand zelf niet kan verdienen.
Verdien je zelf wat bij dan wordt dit voor een deel afgetrokken van je uitkering. Wel is het de bedoeling dat werken altijd moet lonen. Grofweg zijn er twee rekenmethodes te onderscheiden. Let op
Mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn verklaard hebben een Wajonguitkering die 75% is van het minimumloon. Voor elke euro die zij verdienen houden zij €0,25 over. De rest wordt verrekend met de Wajong.
Mensen die deels arbeidsongeschikt zijn ontvangen een Wajonguitkering die 70% is van het minimumloon. Voor elke euro die zij verdienen houden zij €0,30. De rest wordt verrekend met de Wajong.
Er wordt altijd verrekend over je inkomsten exclusief vakantiegeld. De vakantietoeslag is 8%. Omdat je als freelancer of ZZP’er geen apart vakantiegeld uitkeert, wordt van de fiscale winst (de winst die je opgeeft bij de aangifte inkomstenbelasting; inkomen minus uitgaven) de 8% afgetrokken voordat er verrekend wordt.
Wanneer je bij het UWV aangeeft dat je inkomsten hebt uit werk, geef je een schatting op van de verwachte inkomsten. Het UWV zal hierop een brief sturen met een voorlopige beslissing. Vanaf dit moment kan de hoogte van je uitkering veranderen en zal de uitkering zelf veranderen in een voorschot. Na je aangifte inkomstenbelasting vindt herberekening plaats door het UWV.
Op basis van je feitelijke inkomsten wordt vervolgens bepaald of je te veel of te weinig Wajong hebt ontvangen. Je kunt dan een terugvordering krijgen of een nabetaling. Je verwachtte inkomsten kun je op elk moment in het jaar via internet aanpassen, zo beweegt je Wajonguitkering mee met de inkomsten die je uit ander werk hebt. Voor elke euro die je verdient wordt er een deel van je uitkering ingehouden.
Let er bij het opgeven van je inkomsten op hoe deze worden opgegeven; bijvoorbeeld per maand of per jaar. Wanneer je hoge inkomsten per jaar verwacht, zal het UWV je uitkering direct naar beneden bijstellen. Het is dus verstandig om in eerste instantie een lage winst op te geven en deze bij te stellen naarmate je na verloop van tijd meer inkomsten hebt.
Voorbeeldberekening
In het jaar 2022 is A ondernemer. Door het UWV is vastgesteld dat zij arbeidsvermogen heeft, dus heeft zij recht op een uitkering van 70% WML. Over het hele jaar heeft zij €10.800 fiscale winst gemaakt. Dit is winst inclusief vakantiegeld. Om de winst zonder vakantiegeld te berekenen wordt het bedrag €10.800 x 100 gedaan en daarna gedeeld door 108. De winst exclusief vakantiegeld was dan €10.000 over het hele jaar. De winst is verdient in 12 maanden. Daarom zijn de inkomsten per maand €10.000 / 12 = €833,33.
De grondslag is het basisbedrag voor de uitkering. Dit bedrag wordt twee keer per jaar gepubliceerd; het bedrag per 1 januari en het bedrag per 1 juli. Dit bedrag geldt als bruto grondslag, exclusief vakantiegeld. Het bedrag per dag wordt maal 21,75 gedaan om tot een maandbedrag te komen.
Periode | Inkomsten | 70% grondslag | 70% inkomsten | Uitkering |
79,31[1] x 21,75 = 1724,99. x0,7 = | 833,33 x 0,7 = | 1207,49 – 583,33 = | ||
01-01-2022 t/m 30-06-2022 | €833,33 | €1207,49 | €583,33 | €624,16 |
80,74[2] x 21,75 = 1756,10. x0,7 = | 833,33 x 0,7 = | 1229, 27 – 583,33 = | ||
01-07-2022 t/m 13-12-2022 | €833,33 | €1229,27 | €583,33 | €645,94 |
In het eerste half jaar van 2022 had A recht op een uitkering van €624,16 per maand. Na indexatie heeft zij in de tweede helft van het jaar recht op een uitkering van €645,94 per maand. Deze uitkering wordt altijd achteraf berekend, op basis van de opgegeven inkomsten. Als A een hoger voorschot heeft ontvangen ontvangt zij een naheffing en moet geld terugbetalen. Als A een lager voorschot heeft ontvangen ontvangt zij een nabetaling van het UWV.
Garantiebedrag Link
Omdat er door de jaren heen verschillende Wajong-regimes zijn geweest, kan de nieuwe geharmoniseerde rekenmethode voor sommige mensen slecht uitpakken. Het gaat dan alleen om mensen die vóór 2015 al een Wajong hadden. De zogeheten “Oude Wajong” en mensen in de “Wajong2010” (dat is iedereen die tussen 2010 en 31 december 2014 een Wajong heeft gekregen). Om te voorkomen dat deze mensen erop achteruit zouden gaan, is het garantiebedrag in het leven geroepen. Om in aanmerking te komen voor het garantiebedrag moet je aan een aantal voorwaarden voldoen:
Je hebt een Wajong-uitkering van vóór 2015
Je hebt inkomen naast je uitkering. Bijvoorbeeld loon, inkomsten als ondernemer, een andere uitkering of pensioen
Je had inkomsten naast de Wajong-uitkering in december 2020 en januari 2021
Je had inkomsten naast de Wajong in minimaal één van de maanden december 2019 tot en met november 2020; over deze periode wordt het garantiebedrag berekend.
Het garantiebedrag wordt gegeven in de vorm van een bruto bedrag per dag, exclusief vakantietoeslag. Dit omrekenen naar een bedrag per maand doe je door het keer 21,75 te doen. Bijvoorbeeld; wanneer je garantiebedrag €30 per dag is, dan is dit 30 x 21,75 = €652,50 per maand.
Het kan voorkomen dat het garantiebedrag lager uitvalt dan de uitkering die je zou krijgen wanneer er gerekend wordt met 70% van de grondslag en 70% van je winst. Daarom maakt het UWV altijd een vergelijking; beide bedragen worden berekend, het hoogste bedrag is de hoogte van je uitkering. Daarmee wordt gegarandeerd dat werken altijd loont.
Voorbeeldberekening
In het jaar 2022 is A ondernemer. Door het UWV is vastgesteld dat zij arbeidsvermogen heeft, dus heeft zij recht op een uitkering van 70% WML. Over het hele jaar heeft zij €10.800 fiscale winst gemaakt. Dit is winst inclusief vakantiegeld. Om de winst zonder vakantiegeld te berekenen wordt het bedrag €10.800 x 100 gedaan en daarna gedeeld door 108. De winst exclusief vakantiegeld was dan €10.000 over het hele jaar. De winst is verdient in 12 maanden. Daarom zijn de inkomsten per maand €10.000 / 12 = €833,33.
De grondslag is het basisbedrag voor de uitkering. Dit bedrag wordt twee keer per jaar gepubliceerd; het bedrag per 1 januari en het bedrag per 1 juli.
Omdat A in 2020 ook al werkte is er een garantiebedrag vastgesteld van €40 per dag. Dit bedrag is in een brief van het UWV aan A medegedeeld. Het garantiebedrag wordt met hetzelfde percentage geïndexeerd als het WML.
Voor de grondslag en het garantiebedrag geldt dat deze bedragen bruto zijn, exclusief vakantiegeld. Om het bedrag per dag om te rekenen naar een maandbedrag moet het maal 21,75 worden gedaan.
Periode | Inkomsten | 70% grondslag | 70% inkomsten | Uitkering | Garantiebedrag |
79,31 x 21,75 = 1724,99. x0,7 = | 833,33 x 0,7 = | 1207,49 – 583,33 = | 40 x 21,75 = | ||
01-01-2022 t/m 30-06-2022 | €833,33 | €1207,49 | €583,33 | €624,16 | €870 |
80,74 x 21,75 = 1756,10. x0,7 = | 833,33 x 0,7 = | 1229, 27 – 583,33 = | 40 x 1,0181[3]=40,72 40,72 x 21,75 | ||
01-07-2022 t/m 13-12-2022 | €833,33 | €1229,27 | €583,33 | €645,94 | €885,75 |
Omdat A recht heeft op een garantiebedrag berekent het UWV in dit geval zowel het verschil tussen 70% van de grondslag en 70% van de winst, als het garantiebedrag. Het hoogste bedrag geldt als uitkering. In dit geval heeft A in het eerste half jaar recht op een uitkering van €870 per maand en het tweede halfjaar op een uitkering van €885,75 per maand.
Stel dat het garantiebedrag van A lager was geweest, bijvoorbeeld €25 bruto per dag exclusief vakantiegeld, dan zou de tabel er zo uitzien:
Periode | Inkomsten | 70% grondslag | 70% inkomsten | Uitkering | Garantiebedrag |
79,31 x 21,75 = 1724,99. x0,7 = | 833,33 x 0,7 = | 1207,49 – 583,33 = | 25 x 21,75 = | ||
01-01-2022 t/m 30-06-2022 | €833,33 | €1207,49 | €583,33 | €624,16 | €543,75 |
80,74 x 21,75 = 1756,10. x0,7 = | 833,33 x 0,7 = | 1229, 27 – 583,33 = | 25 x 1,0181[4]=25,45. x 21,75 | ||
01-07-2022 t/m 13-12-2022 | €833,33 | €1229,27 | €583,33 | €645,94 | €553,59 |
In dit geval heeft A in het eerste half jaar recht op een uitkering van €624,16 per maand en in het tweede half jaar op €645,94 per maand.
Deze uitkering wordt altijd achteraf berekend, op basis van de opgegeven inkomsten. Als A een hoger voorschot heeft ontvangen ontvangt zij een naheffing en moet geld terugbetalen. Als A een lager voorschot heeft ontvangen ontvangt zij een nabetaling van het UWV.
Verrekenen na een voorschot
Wanneer je bij het UWV aangeeft dat je gaat werken, als freelancer of ZZP’er, word je ook gevraagd om je verwachtte winst op te geven. Op basis daarvan berekent het UWV een voorschot; de hoeveelheid uitkering waarvan zij verwachten dat je er recht op hebt. Je kunt je verwachtte winst altijd aanpassen met het online formulier, bijvoorbeeld als je winst toch hoger of juist lager uitvalt dan je dacht.
Als je net begint als ZZP’er is het verstandig om je winst eerst wat lager in te schatten en later hoger bij te stellen, zodat je genoeg tijd hebt om je eerste klanten te werven voordat je uitkering naar beneden gaat.
Bij het verrekenen van je uitkering wordt er uitgegaan van je bruto inkomen; de winst zoals je die opgeeft bij de belastingdienst als je fiscale winst. Omdat je recht hebt op een vakantietoeslag moet daar het vakantiegeld nog van afgehaald worden. Dat doe je eenvoudig door de fiscale winst keer 100 te doen en vervolgens te delen door 108. Het bedrag dat hier uitkomt is je fiscale brutowinst zonder vakantiegeld.
Het UWV verrekent de uitkering ook bruto. Dat betekent dat zij uitgaan van het bedrag op je betaalspecificatie vóórdat hier de belastingen af zijn gegaan. Dit is dus niet het bedrag dat je op je rekening gestort krijgt. De bruto uitkering die je hebt gehad over een periode omvat alle stortingen van het UWV in die periode, bruto, zónder vakantiegeld en zónder extra toeslagen zoals de tegemoetkoming arbeidsongeschikten.
Meestal zal dit gaan om een periode van een jaar. Wanneer je niet in januari begint met werken, wordt er alleen uitgegaan van de uitkering uit de maand waarin je bent gestart tot en met december. Om je winst per maand te bepalen wordt je fiscale bruto winst gedeeld door het aantal maanden dat je werkte.
Voorbeeldberekening
In het jaar 2022 is A ondernemer. Door het UWV is vastgesteld dat zij arbeidsvermogen heeft, dus heeft zij recht op een uitkering van 70% WML. Over het hele jaar heeft zij €10.800 fiscale winst gemaakt. Dit is winst inclusief vakantiegeld. Om de winst zonder vakantiegeld te berekenen wordt het bedrag €10.800 x 100 gedaan en daarna gedeeld door 108. De winst exclusief vakantiegeld was dan €10.000 over het hele jaar. De winst is verdient in 12 maanden. Daarom zijn de inkomsten per maand €10.000 / 12 = €833,33.
De grondslag is het basisbedrag voor de uitkering. Dit bedrag wordt twee keer per jaar gepubliceerd; het bedrag per 1 januari en het bedrag per 1 juli. Dit bedrag geldt als bruto grondslag, exclusief vakantiegeld. Het bedrag per dag wordt maal 21,75 gedaan om tot een maandbedrag te komen.
Periode | Inkomsten | 70% grondslag | 70% inkomsten | Uitkering |
79,31[5] x 21,75 = 1724,99. x0,7 = | 833,33 x 0,7 = | 1207,49 – 583,33 = | ||
01-01-2022 t/m 30-06-2022 | €833,33 | €1207,49 | €583,33 | €624,16 |
80,74[6] x 21,75 = 1756,10. x0,7 = | 833,33 x 0,7 = | 1229, 27 – 583,33 = | ||
01-07-2022 t/m 13-12-2022 | €833,33 | €1229,27 | €583,33 | €645,94 |
In het eerste half jaar van 2022 had A recht op een uitkering van €624,16 per maand. Na indexatie heeft zij in de tweede helft van het jaar recht op een uitkering van €645,94 per maand. Deze uitkering wordt altijd achteraf berekend, op basis van de opgegeven inkomsten.
Toen A bij het UWV aangaf als ZZP’er te gaan werken heeft het UWV een voorschot berekend van €800 bruto. Van januari tot en met juni heeft A dus elke maand bruto €800 ontvangen, na indexatie in juli was dit €814,48per maand.[7] Het bedrag dat op haar rekening komt te staan is echter lager, omdat er loonheffing wordt toegepast. In mei ontvangt A daarnaast haar jaarlijkse vakantiegeld en in september de jaarlijkse tegemoetkoming arbeidsongeschikten (netto). Er wordt echter alleen verrekend over de bruto maandelijkse uitkering, dus in totaal; (6 x €800) + (6 x €814,48) = €9.686,88 over het jaar 2022.
A had echter recht op (6 x €624,16) + (6 x €645,94) = €7.620,60 uitkering in 2022, zoals te lezen is in de tabel hierboven. Bruto heeft A dan €9.686,88 – €7.620,60 = €2.066,28 uitkering teveel ontvangen. Het UWV zal dit bedrag van haar terugvorderen in een zogeheten naheffing.
WIA
De wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) is bedoeld voor mensen die twee jaar (88 weken) ziek zijn en hierdoor niet kunnen werken of minder kunnen werken. Deze wet is dus van toepassing op mensen die al werkervaring hebben en zijn uitgevallen door ziekte.
Deze ziekte kan tijdelijk zijn of langdurig, waardoor de WIA in twee categorieën uiteenvalt: de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Allebei de categorieën kennen een eigen verrekensysteem bij bijverdiensten. Meer info en hier
Maar zowel de WGA als de IVA gaan in beginsel altijd uit van het loon dat iemand hiervoor verdiende, het zogeheten SV-loon. Dit is het loon dat iemand verdiende op de dag voor de ziekmelding, twee jaar voordat iemand in de WIA komt. Alle berekeningen gaan uit van een maandloon, dit kan berekend worden door het dagloon met 21,75 te vermenigvuldigen. Daarbij wordt er vooraf geen vakantiegeld afgetrokken.
IVA
Wanneer iemand door ziekte volledig arbeidsongeschikt is geraakt en er ook binnen vijf jaar geen uitzicht is op arbeidsvermogen, maakt deze persoon aanspraak op de IVA-uitkering. De hoogte van de IVA is 75% van het laatst verdiende loon.
Wanneer iemand met een IVA-uitkering toch iets wil bijverdienen, wordt dit verrekend met de uitkering. Je hebt zelf de plicht om bijverdiensten door te geven aan het UWV. Bij verrekening wordt uitgegaan van een gelijksoortige 70/30 regeling als bij de Wajong; 30% van de extra verdiensten komen bovenop de uitkering, 70% van het inkomen wordt verrekend met de uitkering. Daarbij moet vervolgens ook nog het vakantiegeld berekend worden. In totaal komt de formule er dan zo uit te zien:
(0,75 x laatst verdiende maandloon) – (0,7 x verdiensten) x 100 / 108 = maandinkomen in IVA-uitkering.
Rekenvoorbeeld
Medewerker B verdiende bruto €3.000 per maand, inclusief vakantiegeld voordat hij ziek werd. Door het UWV wordt vastgesteld dat er geen resterend arbeidsvermogen is en ook niet verwacht kan worden de komende 5 jaar. Zijn uitkering betreft daarom in principe 75% van €3.000 per maand, min vakantiegeld. (0,75 x 3.000) x 100/108 = €2.083,33 uitkering per maand.
Toch vindt B een manier waarop hij wat kan bijverdienen. Hij geeft dit door aan het UWV en denkt ongeveer €300 te kunnen verdienen per maand. Zijn uitkering wordt dan:
(0,75 x 3.000) – (0,7 x 300) = €2.040. Dit x 100/108 = €1.888,89 IVA-uitkering per maand. Plus zijn eigen inkomen van €300, betekent dat B per maand €1.888,89 + €300 = €2.188, 89 aan inkomen heeft.
De daadwerkelijke verdiensten van B worden verrekend na zijn belastingaangifte in het jaar erop. Stel, hij heeft in totaal in 2022 €4000,- verdiend, dan verrekent het UWV op basis van de belastingaangifte die B doet in 2023. Hij had dan recht op 12 x 3.000 = €36.000 dus;
(0,75 x 36.000) – (0,7 x 4.000) = €24.200,- x 100/108 = €22.407,41 IVA uitkering in 2022. Hij ontving echter €1.888,89 x 12 = €22.666,68. Dat is dus €22.666,68 – €22.407,41 = €259,27, hiervoor ontvangt B een terugvordering. Let op
WGA
De WGA-uitkering staat voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten en is dus bedoelt voor mensen die (deels) weer kunnen werken. In praktijk komt dit neer op mensen die binnen 5 jaar weer (deels) kunnen werken of mensen die weliswaar nog geen 100%, maar wel gedeeltelijk kunnen werken. Zit je 5 jaar in de WGA en blijk je nog steeds maar voor 20% of minder in staat te zijn om te werken, dan stroom je automatisch door naar de IVA.
De WGA bestaat uit verschillende fases en groepen. Daarom is het extra belangrijk om voor echt maatwerk advies, zelf contact op te nemen met het UWV. De hier geboden informatie is een indicatie.
De eerste periode: gedurende de eerste periode in de WGA ontvang je een Loon Gerelateerde Uitkering, de LGU. Deze ontvang je voor maximaal 24 maanden, er is geen minimum vastgesteld. De eerste twee maanden bedraagt de LGU 75% van het laatst verdiende maandloon. Alle maanden daarna bedraagt de LGU 70% van het laatst verdiende loon. Het maandloon betreft hier het sociaal verzekeringsloon (SV-loon).
Verrekening van verdiensten (extra inkomen) gebeurt dan gelijk aan het percentage van de uitkering. In de eerste twee maanden is de formule dus
75% x (maandloon – verdiensten) x 100/108 = hoogte van de uitkering.
Na de eerste twee maanden is de formule
70% x (maandloon – verdiensten) x 100/108 = hoogte van de uitkering.
Vervolg: na de LGU periode zijn er vier verschillende vormen van uitkering mogelijk:
Loonaanvullingsuitkering 1 zonder restverdiencapaciteit: LAU-1 zonder RVC.
Op dit moment is er nog geen mogelijkheid om zelfstandig geld te verdienen uit arbeid, maar dit wordt nog wel verwacht binnen de 5 jaar dat iemand in de WIA zit. Voor nu ben je dus tijdelijk volledig arbeidsongeschikt.
Loonaanvullingsuitkering 1 met restverdiencapaciteit: LAU-1 met RVC.
Je hebt volgens het UWV restverdiencapaciteit (RVC) en je benut dit volledig of verdient zelfs meer dan het UWV had verwacht, maar nog steeds minder dan het loon dat je had vóórdat je ziek werd.
Loonaanvullingsuitkering 2 met verdiencapaciteit: LAU-2.
Je hebt volgens het UWV restverdiencapaciteit (RVC) en het lukt om een deel zelf te verdienen. Echter niet zoveel als het UWV denkt dat jij kunt: je verdient tussen 50% en 100% van je RVC zelf. Je krijgt een aanvulling van het UWV.
Vervolguitkering: VVU.
Je hebt volgens het UWV restverdiencapaciteit (RVC) maar je verdient minder dan 50% van wat het UWV verwacht dat jij kunt verdienen. Je krijgt een kleine aanvulling van het UWV.
Daarnaast is er nog een uitzondering die weinig voorkomt: bij lage daglonen kan het zijn dat een uitkering lager uitvalt dan wenselijk is. Er kan dan een bodemuitkering worden gegeven. Dit komt echter weinig voor. Wanneer dit het geval is, overleg dan met het UWV.
Voor elk van deze uitkeringen – LAU-1 zonder RVC; LAU-1 met RVC; LAU-2; VVU – geldt een eigen verrekening bij bijverdiensten.
LAU-1 zonder RVC
Wanneer je in deze categorie valt is er nog geen mogelijkheid om zelfstandig inkomen te verdienen uit arbeid. Je bent tijdelijk volledig arbeidsongeschikt, maar de verwachting is wel dat je binnen 5 jaar nog verdiencapaciteit zult krijgen.
De uitkering zonder eigen aanvulling is dan 70% van het laatst verdiende loon (bruto) min het vakantiegeld.
De formule ziet er dan zo uit: 0,7 x laatst verdiende loon x 100/108 = uitkeringsbedrag.
Wie daarnaast zelf nog inkomen heeft, wordt deels gekort op de uitkering, dit gebeurt op dezelfde manier als de eerste periode van de WIA, de LGU. De formule hiervoor is:
0,7 x (maandloon – verdiensten) x 100/108 = uitkering.
LAU-1 met RVC
In deze categorie is er sprake van restverdiencapaciteit (RVC) en dit wordt volledig benut of er wordt zelfs meer verdient dan het UWV had verwacht. Het is echter nog steeds minder dan het loon dat je had vóór ziekte. De uitkering wordt in dit geval altijd verrekend met de inkomsten, volgens dezelfde formule als bij de LGU en LAU-1 zonder RVC.
0,7 x (maandloon – verdiensten) x 100/108 = uitkering.
LAU-2
In deze situatie is er volgens het UWV sprake van restverdiencapaciteit (RVC) en wordt er een deel ook zelf verdient. Echter, niet zoveel als het UWV denkt dat mogelijk is. Er wordt tussen 50% en 100% van de RVC zelf verdient, daarnaast wordt aangevuld vanuit het UWV. De RVC wordt uitgedrukt in een bepaald bedrag, door het UWV. Verrekenen gebeurt dan volgens de volgende formule:
0,7 x (maandloon – RVC) x 100/108 = uitkering.
Rekenvoorbeeld
Medewerker C verdiende bruto €2.500 per maand, inclusief vakantiegeld, voordat zij ziek werd. Door het UWV wordt vastgesteld dat er na ziekte een restverdiencapaciteit is van €1.000 per maand. 100% restverdiencapaciteit is dan €1.000, 50% RVC is €500 inkomen per maand. C verdient €750 per maand, zij valt dus binnen de norm 50-100% RVC. Haar uitkring wordt dan berekend door de formule in te vullen:
0,7 x (3.000 – 1.000) x 100/108 = €1.296,30 uitkering (voorschot) per maand.
Daarnaast verdient C dus €750, waardoor haar totale inkomen per maand
€1.296,30 + 750 = €2.046,30 is.
De daadwerkelijke verdiensten van C worden verrekend na haar belastingaangifte in het jaar erop. Daarna kan een terugvordering of een nabetaling volgen.
VVU
In deze situatie is er volgens het UWV sprake van een restverdiencapaciteit (RVC), maar wordt er minder dan 50% van dit RVC door de uitkeringsgerechtigde zelf verdient. De aanvulling vanuit het UWV is dan kleiner.
In dit geval wordt de uitkering bepaald door de arbeidsongeschiktheidsklasse en spelen de inkomsten van de uitkeringsgerechtigde helemaal niet mee in de berekening. De uitkering wordt nu bepaald op grond van het wettelijk minimumloon (WML), afhankelijk van het aandeel dat iemand zelfstandig verdient. Iemand die 40% van de RVC verdient zal dus een hogere uitkering dan iemand die 30% van de RVC verdient. Het exacte bedrag van de bijverdiensten speelt geen rol in de verrekening. De bedoeling van de VVU is om mensen te stimuleren een groter aandeel van hun RVC te gebruiken en dus meer zelfstandig te gaan werken.
Disclaimer
Dit document is een conceptuitleg van de gevolgen op de uitkeringen Wajong en WIA voor mensen met een handicap die daardoor beperkt worden in hun arbeidsparticipatie in Nederland. De uitleg hierboven gaat over bijverdiensten in de vorm van een vrijwilligersvergoeding en wisselend inkomen zoals freelance werk zonder kvk-inschrijving en inkomen van zzp’ers.
Aan het document kunnen geen rechten worden ontleend. Deze tekst is uitsluitend bedoeld als advies. Controleer daarom altijd de juiste bedragen en regels bij de belastingdienst zelf.
[1] https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2021/12/21/uitkeringsbedragen-per-1-januari-2022 pagina 3,
[2] https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/06/14/uitkeringsbedragen-per-1-juli-2022 pagina 3
[3] https://cmweb.nl/2022/06/dit-zijn-de-rekenregels-per-1-juli-2022/ indexatie van 1,81% (20-10-2022)
[4] https://cmweb.nl/2022/06/dit-zijn-de-rekenregels-per-1-juli-2022/ indexatie van 1,81% (20-10-2022)
[5] https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2021/12/21/uitkeringsbedragen-per-1-januari-2022 pagina 3,
[6] https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/06/14/uitkeringsbedragen-per-1-juli-2022 pagina 3
[7] https://cmweb.nl/2022/06/dit-zijn-de-rekenregels-per-1-juli-2022/ indexatie van 1,81% (20-10-2022)